Fatma Kara

Hoe wordt je door de buitenwereld gezien?

Laatst kwam een jong stel bij ons in het restaurant eten en aan het eind vroegen ze of wij van Turkse afkomst waren. Zij waren de eersten die het zo direct vroegen en het bij het juiste eind hadden. Meestal laat ik gasten raden. Deze vrouw bleek zelf Turkse mensen in haar vriendenkring te hebben. Maar vaak denken mensen dat we van de Balkan afkomstig zijn, of uit Iran, Irak en heel soms Spanje.

Niet Marokkaans?

Nee, nooit. Mijn vader heeft waarschijnlijk Syrisch bloed, maar hij weet dat niet helemaal zeker. Als ik m’n vader zie of mijn oma vroeger dan zou het best kunnen. Van mij hebben het het ook wel eens gezegd. Syriërs zijn uiterlijk niet echt Arabisch. Wat blanker, ik weet het niet eigenlijk.

Ben je hier geboren?

Nee. Ik was anderhalf toen ik naar Nederland kwam. Mijn vader is hier in 1964 gekomen. Pas zeven jaar later heeft hij zijn gezin hiernaartoe gehaald. Gastarbeiders kwamen eigenlijk met het idee om twee jaar te blijven, wat geld te sparen en dan weer terug te gaan. Maar zo werkte het dus niet. Ze moesten niet alleen zichzelf maar ook hun gezin verzorgen, dus er bleef geen geld over en het duurde langer en langer. Ik ben tijdens een van de vakanties verwekt. Hij was er niet bij toen ik geboren werd. Op een gegeven moment zijn we na zeven jaar door hem met het hele gezin opgehaald. Ik ben hier opgegroeid, ik spreek vloeiend de Nederlandse taal, maar ook Turks.

Wilden je ouders op een gegeven moment niet terug?

Jawel, dat hebben ze ook gedaan. Dat idee is altijd gebleven, vooral bij mijn vader. Ik kreeg er veel later nog twee broertjes bij. En die broertjes hebben ze toen op kleuterleeftijd weer mee naar Turkije genomen. Het was de bedoeling dat ik ook mee zou gaan. Ik heb toen nog snel een secretaresseopleiding gedaan, ben achtergebleven bij mijn oudere broers. Daarna ben ik hen op mijn zeventiende inderdaad nog achterna gegaan, maar degenen met wie ik was opgegroeid, mijn oudere broers en zus bleven. Die terugkeer naar Turkije heeft maar een half jaar geduurd. Ik wilde weer naar Nederland. Dat heeft de nodige moeite gekost, want mijn vader is best traditioneel en ik was natuurlijk een jong ongehuwd meisje. Mijn vader had het huis in Nederland nog niet verkocht dus daar konden wij blijven wonen. Ik kreeg al heel snel een baan en deed er daarnaast nog wat opleidingen bij, heb bij de politie gewerkt op de kinder- en zedenafdeling, administratief, maar heftig en toch heel leuk en spannend. In die tijd hielp ik mijn broer, die al in de horeca zat, in de weekeinden, en zo heb ik Mustafa leren kennen, toen hij daar in het restaurant kwam werken. Ik was achteraf wel erg jong, 23, toen ik trouwde. Voor Turkse begrippen is dat niet zo, dat is cultuurgebonden. Je kunt niet samenwonen of te lang met elkaar omgaan. Het moest allemaal vastgelegd worden. Maar we hebben wel vijf jaar gewacht met kindertjes omdat we mekaar beter wilden kennen. Bovendien had Mustafa, die een jaar jonger was, altijd de droom om een eigen restaurant te beginnen. Sparen, sparen. Mustafa werkte meestal zeven dagen per week, tot de mogelijkheid zich voordeed om in 1999 samen met een vriend, die kok was, in Utrecht een restaurant te beginnen.

Ging jij meteen ook in het restaurant werken?

Niet meteen. Ik had een kantoorbaan. Meric, onze oudste zoon, was net geboren. Ik kon weinig voor Mustafa betekenen op dat moment en juist toen hij met z’n restaurant begon, raakte ik weer zwanger. Dat bleken Tuna en Deniz te zijn, onze tweelingdochters.

Hoe was dat?

Het was heel dubbel. Het was heel leuk maar het liefst had ik het een voor een willen doen. Meric was nog heel jong en Mustafa was heel erg druk. Pas toen Tuna en Deniz naar de kleuterschool gingen, kon ik in de zaak wat meer doen. Ik deed al wat administratief werk maar toen heb ik gezegd dat ik af en toe – het mocht geen gewoonte worden – kon bijspringen. Toen ze wat ouder werden gebeurde dat steeds vaker. Ik vond het ook steeds leuker worden.

Jullie hebben daarna anderhalf jaar een sabbatical genomen. Hoe beviel dat?

Dat was heel leuk, maar zo’n tijd zonder verplichtingen en ambitie, dat houdt een keer op. Je moet een doel blijven hebben in je leven. Dat werd Karaf, een nieuw restaurant dat we samen helemaal van de grond af zijn begonnen. Dat heeft ook echt iets met mijn persoonlijkheid gedaan. Ik was al die jaren thuis met de kinderen, en daar heb ik helemaal geen spijt van maar dat ging een beetje ten koste van mijn eigen ontwikkeling. Dat merkte ik als ik onder de mensen kwam. Na de sabbatical heb ik daar met Mustafa expliciet over gesproken. We zijn heel verschillend maar we vullen elkaar goed aan. Ik ben door het restaurant assertiever geworden, gewoon omdat het moet. Ik kreeg te maken met personeel en dan moet je echt zeggen waar het op staat. Daar had ik vroeger moeite mee, tegenwoordig niet meer.

Toch hebben jullie De Karaf zojuist verkocht. Wat nu?

We hebben nog een restaurant, Loof, en daarboven hebben we al een hotelkamer. Dat loopt heel goed en dat willen we uitbreiden. En misschien gaan we daarna in Turkije ons eigen hotel beginnen.

Dus toch terug naar Turkije?

Het zal nooit definitief zijn. Want we hebben nog te veel zakelijke banden hier. ‘Loof’ zullen we niet snel verkopen, want mijn broer doet daarin mee. Het is ook zo’n mooie locatie dat we daar voorlopig niet weg willen.

Maar als je een hotel in Turkije begint moet je daar wel zijn, toch?

Gezien de omstandigheden nu in Turkije hebben we die plannen even op een laag pitje gezet. Niet dat je daar zelf zoveel van merkt, maar door de media wordt het erg opgeblazen, met als gevolg dat toeristen momenteel wegblijven. Misschien beginnen we eerst hier nog wel een klein hotelletje in een nieuw pand.

Voel je je eigenlijk meer Turks of Nederlands?”

Mijn streven is uit beide culturen zoveel mogelijk positieve dingen te halen. Het sociale en vrije van Nederland, zonder het te overdrijven, en de gastvrije kant van de Turken. Wij doen het heel anders met onze kinderen dan mijn ouders hebben gedaan. Het is niet zozeer een dubbelleven, maar misschien wel een dubbelrol. Mijn vader bijvoorbeeld kent een bepaalde kant van mij niet. Hij had graag gezien dat mijn zus en ik een hoofddoek zouden dragen, maar hij heeft het ons nooit verplicht. Hij vond het ook maar niks dat je vrienden hier in Nederland met drie kussen op de wang begroet. Dat doe ik dus niet als hij erbij is. Het zijn kleine dingetjes, maar daar moet ik wel op letten. Wat dat betreft is mijn keuze voor Mustafa heel belangrijk. Wat ik heb kunnen bereiken en zoals ik mezelf kan zijn, heb ik ook aan hem te danken. Veel Turkse vrouwen moeten zich aanpassen aan hun man, terwijl ze zelf helemaal niet zo traditioneel zijn. Ze worden verliefd en dan lijkt zo’n jongen nog heel modern, maar later verandert dat. Mustafa kwam veel later naar Nederland dan ik. Hij groeide op in Turkije, maar ik heb het enorm met hem getroffen omdat hij zo vooruitstrevend is. Heel vaak zeggen Nederlandse vrienden of kennissen tegen me dat ik geen Turk meer ben. Dat is geen belediging, maar ik vind niet dat je dat dat kunt zeggen. Ik ben allereerst een wereldburger, maar vind het nog steeds fijn als ik in Turkije ben. Het voelt als thuis. En ik vind het ook altijd weer prettig als ik terug kan naar huis. En dat is in Nederland.