Alejandra Huerta

Alejandra Huerta

Alejandra, je ben een kunstenares die een heel bijzondere zeiltocht heeft gemaakt, van Nederland naar Chili. De expositie over die reis heeft in Chili meer dan vijftig duizend bezoekers getrokken. Hoe ben je hierbij betrokken geraakt.

Ik ben Chileense, mijn beide ouders komen uit Chili, ze zijn gescheiden toen ik drie was. Zowel mijn biologische vader als mijn stiefvader zij  zeelieden. Mijn biologische vader is kapitein, Mijn Nederlandse stiefvader is hoofdboordwerktuigkundige, machinist. Ik ben dus eigenlijk opgegroeid met de zee, tussen de boten en de uniformen.

 Wat had je voor jeugd?

Mijn moeder werkte in de haven als accountant bij een scheepvaartmaatschappij. Zij leerde mijn stiefvader kennen toen hij in Valparaiso aankwam op een containerschip van Nedlloyd. Die ontmoeting leidde tot een vriendschap. Later ontmoette zij mijn biologische vader, de kapitein. Toen ik drie was gingen zij uit elkaar, maar mijn vader had toen al een andere vrouw. Mijn moeder verhuisde naar Santiago, de hoofdstad, als alleenstaande moeder. Scheiden was in die tijd niet mogelijk in Chili, echtscheiding bestond in Chili niet. De katholieke kerk speelde een belangrijke rol in de politiek en wij leefden toen in een dictatuur.  Tegenwoordig is het beter geregeld en kan een vrouw haar ex voor de rechter slepen als hij geen alimentatie betaalt. Maar toen was dat niet zo. Mijn moeder moest het dus in haar eentje zien te redden.

Bleef je wel contact houden met je vader?

Chili is heel groot. Mijn vader woonde ver weg, in een heel ander deel van het land, net zo ver als de afstand tussen Nederland en Spanje. Als ik hem op wilde zoeken was ik 24 uur onderweg met de bus. Ik zag mijn vader dus niet vaak. Voor mij was dat heel heftig omdat ik veel herinneringen had aan toen mijn ouders nog samen waren. Mijn broertje was anderhalf, voor hem was het anders. Voor hem was het juist heel vreemd als mijn vader bij ons langs kwam. Maar ik heb altijd contact gehouden met mijn vader. Min vader was heel poëtisch. Een deel van mij begreep mijn moeder niet, ik had het idee dat mijn vader dat wel deed.

Waarom zijn jullie weggegaan uit Chili?

Mijn moeder kreeg een relatie met mijn stiefvader. Hij reisde vaak naar Chili om met ons te zijn. In 1992, stelde hij mijn moeder een ultimatum. Trouwen en met hem naar Nederland gaan, of hij zou de relatie verbreken. Dus op mijn dertiende zijn we geëmigreerd naar Nederland, naar Ridderkerk.

Hoe vond je dat?

Verschrikkelijk. Voor dat ik in Nederland kwam woonde in in hoofdstad van Chili, Santiago. Ik was ook  een padvinder, wij leerden de natuur te beschermen en ervan te genieten. Toen ik klein was woonde ik in het noorden van Chili waar ik vanuit mijn huis zo het strand op kon lopen. Toen ik hoorde dat ik naar Nederland zou komen wist ik dat ik de natuur enorm zou missen. Ik vertrok in 1992, de dictatuur in Chili was net afgelopen, de revolutie was voelbaar tussen de jongeren. Ik kwam in Ridderkerk, een kleine stad in de buurt van Rotterdam waar het ook nog eens de tijd was van de gabberhouse, van die harde snelle dansmuziek. Dus het was heel raar om ineens tussen al die gabbers terecht te komen. Mensen vonden me vreemd, vroegen me wat ik hier kwam doen. Migratieproblemen waren er toen ook al. ‘Nederland was vol’, volgens sommige mensen. Een paar van mijn klasgenoten dachten er ook zo over. Als 13-jarige begrijp je daar niets van. En ik kon me aanvankelijk ook niet uiten, want ik sprak de taal niet. In Chili had ik wat Nederlandse lessen gevolgd, maar daarmee kon ik me nauwelijks redden. Pas toen ik wat ouder werd, begon ik aan Nederland te wennen. Na de middelbare school ging ik naar de kunstacademie in Rotterdam en daar voelde ik me als een vis in het water. Veel mensen uit die tijd zie ik nog steeds.

Hoe kom je van de kunstacademie op een schip terecht?

Ik had al eerder een zeereis gemaakt. Met mijn stiefvader ben ik op mijn zestiende op een containerschip naar Chili gevaren, door de Atlantische Oceaan, het Panamakanaal, Colombia, Jamaica, Ecuador, Peru. Rond mijn 32ste kwam ik in een identiteitscrisis en kreeg ik van mijn stiefvader een reis met een driemaster, de bark ‘Europa’, naar Lissabon cadeau, om mijn hoofd leeg te maken. Dus toen mijn biologische vader me drie jaar later vertelde dat datzelfde schip op het punt stond om van  Amsterdam naar Chili te varen, stond ik daar enorm van te kijken. Het bleek te gaan om een jubileumreis omdat Kaap Hoorn, het zuidelijkste stukje Zuid-Amerika, vierhonderd jaar eerder door Nederlanders was ontdekt. Ik heb me meteen voor die reis aangemeld. Want door die ontdekkingsreis van 400 jaar geleden, door Jacob Lemaire en Willem Cornelisz Schouten, werden twee landen die ik heel goed ken, voor het eerst met elkaar verbonden. Kunstenaars waren bovendien indertijd heel belangrijk voor die ontdekkingsreizen. Want de verhalen waarmee de zeelieden terugkwamen moesten achteraf door hen in beeld worden gebracht. Die zeiltochten van vroeger kun je eigenlijk het beste vergelijken met de huidige ruimtevaart. daarom wilde ik een expositie van de reis maken met beeld en tekst.

Dus jullie hebben die reis van 400 jaar geleden overgedaan?

Ja, maar Le Maire en Schouten deden er natuurijk veel langer over. Boten zijn nu veel sneller. Wij deden het in drie maanden, zij in 6 maanden.

Hebben jullie de hele tocht zeilend afgelegd?

Het was onze bedoeling om rond Kaap Hoorn, de Mount Everest van de zeilwereld, te zeilen, maar dat is niet gelukt. Iemand gleed op dek uit en brak zijn been en moest aan land worden gezet. Daardoor hebben we vertraging opgelopen. Maar ergens was dat ook wel weer mooi om mee te maken, want daardoor besefte je pas echt hoe moeilijk het vierhonderd jaar geleden moet zijn geweest.

Hoe voelt dat om na een zeereis van drie maanden in je geboorteland aan te komen?

Voor mij was het een heel bijzondere ervaring. Ik hou van de zee. Het leven op een boot is heel anders dan aan wal. Je gooit niets weg, bijna alles wordt hergebruikt en je maakt heel veel mee en elke dag wordt je ergens anders wakker. Een keer moest ik tijdens een zware storm’s nachts de wacht houden. De boot ging zo tekeer dat ik aan dek in een soort harnas moest worden vastgebonden. Ik kan het me nog goed herinneren: de kapitein had klassieke muziek op en het leek een concert van sterren. Een andere keer stond ik aan het roer. Er was niets aan de hand, tot ik opeens een soort rivier in de oceaan op ons af zag komen.  De wind draaide ineens 110 graden. De kapitein schreeuwde “FALL OFF THE WIND’, want we werden in de storm naar Antarctica geduwd, met golven van zeven of acht meter hoog. Het water was een soort monster geworden. Het was heel hypnotiserend en eng tegelijk. Ik heb orca’s, walvissen, dolfijnen en zeeschildpadden gezien. Eén avond was er geen maan, stond de hemel helemaal vol met sterren, lichtte de zee op door fluorescerend plankton en zag je overal vliegende vissen, een sprookje. En wat zo’n reis vooral heel speciaal maakt, is dat je alles samen doet.

Dat heb je allemaal in je project verwerkt?

Het project is het verhaal van 100 dagen op zee die ik heb gevisualiseerd door middel van foto’s, teksten, illustratie en videoinstallaties, die zijn tentoongesteld in Chili. Uiteindelijk zijn er vier exposities geweest, waar in totaal 50.000 bezoekers op af zijn gekomen.

Ga je nog een keer zo’n reis maken, denk je?

Ik ben nu bezig met een project over de Pilgrim Fathers die vierhonderd jaar geleden uit Nederland vertrokken naar Amerika. Weer een migratie-project, dus het onderwerp blijft me bezighouden. Ik vraag me voortdurend af hoe dat toen gevoeld moet hebben en wat zo’n reis teweeg heeft gebracht.